Madeira (Portugees voor hout) is een eiland in de Atlantische Oceaan, ongeveer 700 kilometer ten westen van Afrika en 850 kilometer ten zuidwesten van de Portugese kust. Samen met Porto Santo en de zuidelijker gelegen Ilhas Desertas en de Ilhas Selvagens vormt het de archipel en autonome regio Madeira van Portugal. De Azoren hebben binnen Portugal dezelfde status. De grootste stad op Madeira en tevens de hoofdstad van de autonome regio is Funchal.
Madeira kent een mild klimaat, de temperatuur ligt vrij stabiel tussen de 16 en 22 °C. Het eiland is door de natuur, de vele bossen en de bergen populair bij wandelaars en natuurgenieters. Omdat de kust voornamelijk uit steile rotswanden bestaat en zandstrand vrijwel niet aanwezig is, kent Madeira geen massatoerisme. De eilanden hebben een vulkanische oorsprong. De hoogste berg is de Pico Ruivo (1862 m).
De bekendste culinaire specialiteit van Madeira is de versterkte dessertwijn die ernaar genoemd is. Behalve door deze Madeira-wijn is het eiland bekend om de espada, de zwarte degenvis (Aphanopus carbo).
De vele exotische bloemen die er in het wild groeien kenmerken het eiland zodanig dat Madeira ook wel het bloemeneiland wordt genoemd. Het eiland kent enkele endemische vogelsoorten waarvan de Madeiravink de bekendste is. Daarnaast komt er op Madeira de Laurisilva veelvuldig voor, hetgeen ook op de UNESCO werelderfgoedlijst staat. Door de vulkanische oorsprong komt er op de eilanden geen enkel inheems zoogdier voor.
Madeira kenmerkt zich door zijn unieke netwerk van levada’s; smalle irrigatiekanalen die over het hele eiland door de bergen zijn aangelegd. Vanwege de steile noordkust is de kolonisatie van het eiland begonnen aan de minder steile zuidkust, waar ook de hoofdstad Funchal ligt. Het water vanuit de bergen in het noorden werd via de levada’s naar het relatief droge zuiden gebracht. Langs deze levada’s is een voetpad aangelegd, om onderhoudswerkzaamheden te vergemakkelijken. Op sommige plaatsen zijn deze paadjes slechts 20 centimeter breed en lopen ze vlak langs een steile afgrond. Op andere plaatsen zijn ze bijna twee meter breed. Als men goed op de borden let en eventuele adviezen van de lokale bevolking opvolgt, zijn ze geschikt om erlangs te wandelen.